Lesotho, een klein land dat binnenin
Zuid-Afrika ligt. Toch is dit een absolute wereld van verschil.
Van zodra we de grenspost voorbij zijn
wordt het ons onmiddellijk duidelijk, dit land is in de verste verte niet te
vergelijken met Zuid-Afrika.
Lesotho is zwart Afrika, opnieuw helemaal
anders dan het overheersend westerse gevoel in Zuid-Afrika.
Mensen leven hier op straat, een
gigantische chaos en mensenmassa komt ons tegemoet van zodra we die grens over
zijn.
Overal kraampjes en stalletjes, rommel,
afval en rare geuren.
We rijden door de straten van Lesotho, op
weg naar de hoofdstad Maseru waar we vanavond zullen overnachten. Mensen staan
te zwaaien langs de kant van de weg ! We zijn niet langer de vermomde toeristen
zoals in Zuid-Afrika, hier zijn we echte vreemdelingen. Lesotho is een zwart
land, hier wonen de zwarte Afrikanen en zijn wij er als westerling gemakkelijk
uit te halen. Het lijkt alsof we echt welkom zijn want mensen staan werkelijk
naar ons te lachen, begroeten ons en waaien al van ver.
Echte, mooie huizen zien we hier niet meer.
Hier wonen de mensen allemaal in hutjes en sobere huisjes. In Zuid-Afrika geldt
dat enkel voor de arme zwarten en wonen de blanke Zuid-Afrikanen in mooie,
stenen huizen.
Langs de kant van de weg zien we vaak
barakken gemaakt van golfplaten waarop geschreven staat “public phone” of
“hairdresser”, hier heerst een totaal andere gang van leven.
In Maseru vinden we een camping die gelegen
is naast een meer, ziet er een leuke overnachtingplaats uit. De uitbater
verwittigt ons in gebrekkig Engels dat hij die avond een hoop volk verwacht
voor een picknick en dat er wel eens wat lawaai kan zijn.
Het domein lijkt ons echter groot genoeg en
we krijgen dan ook nog eens een apart plekje toegewezen dat ver genoeg ligt van
het hele gebeuren vanavond.
We maken ons dan ook niet teveel zorgen en
installeren ons.
Later die avond wordt ons duidelijk dat het
woord picknick hier blijkbaar gebruikt wordt ter vervanging van een fuif, aan
de muziek te horen die doorging tot in de vroege uurtjes was het in geen geval
iets dat trok op een picknick.
Op dag twee rijden we naar het dorpje
Malealea, gelegen in het bergachtige binnenland. De omgeving hier is waanzinnig
mooi, we blijven maar foto’s maken en stoppen dan ook regelmatig om even rond
te kijken.
De route naar Malealea brengt ons dan ook
door de bergen over wegen die niet altijd al te best zijn. Slappe Jan ziet echt
af, wanneer ik een nieuwe helling zie aankomen breekt het zweet me al uit,
zelfs al zit ik niet eens achter het stuur.
Na een paar uur rijden komen we toe aan de
logde van waaruit een wandeling vertrekt die door de bergen gaat en uitkomt bij
een waterval.
Een niet al te vriendelijke man aan de
receptie wijst ons naar een folder over de wandeling, daarmee zullen we het
moeten stellen. Wanneer we hem vragen of de tocht te doen is zonder gids
mompelt hij; “je kan het proberen”.
Met die wijze woorden trekken we er dan
zelf maar op uit, we zien wel waar we eindigen.
De wandeling vertrekt door een klein dorpje
met ronde huisjes of hutjes. Onderweg worden we begroet door de inwoners,
meermaals vraagt iemand ons of ze niet voor gids moeten spelen.
We denken het wel te redden en stappen
verder. Nog voor we de afdaling naar de rivier beginnen lopen we op een ander
koppel met gids die op de terugweg zijn. Die gids kijkt ons lachend aan en
vraagt hoe we de weg denken te vinden ?! Volgens het blad in onze handen moeten
we de rivierbedding blijven volgen, stroomopwaarts, en geraken we er zo.
Die gids ziet het blijkbaar als een
onderneming om dit op ons eentje te doen, maar opnieuw: we zien onderweg wel
hoe we er komen.
Voor we goed en wel afgedaald zijn tot de
rivierbedding hebben we al een uur gewandeld. Zo goed en kwaad als het kan
proberen we de rivier stroomopwaarts te volgen en dit over het wandelpad dat
vaak goed zichtbaar is.
Toegegeven, op verschillende punten geraken
we het spoor een beetje bijster, maar enige tijd later vinden we dan toch
opnieuw voetstappen.
Op een bepaald moment lopen we beneden in
de rivierbedding en zijn er langs beide kanten nogal hoge rotswanden. Hier door
het water en over de rotsblokken vinden we natuurlijk geen voetstappen terug,
dus wagen we het er maar op en volgen verder het water.
Na ongeveer 2 en een half uur wandelen
komen we dan eindelijk aan de waterval, we hebben het dan toch gehaald al ware
het niet via de correcte wandelweg.
Heel spectaculair is de waterval niet
vanwege de droogte, maar de omgeving op zich is zeker de moeite waard.
Komt daar uit de bossen plots een man
gewandeld die ons blijkbaar de hele tijd van op een afstand is gevolgd. Dat
deed hij om ons te beschermen… ja ! Hij zegt dat het onverantwoord is om deze
trip zonder gids te doen en hij heeft de taak op zich genomen om ons terug naar
het dorp te begeleiden.
Geen denken aan, we zijn hier geraakt en
zullen de terugweg zonder al teveel moeite wel vinden.
Oké, die man wilde graag een centje
verdienen. Maar wij wandelen graag ons eigen tempo en zien er het nut niet van
in dat iemand ons beschermt op de terugweg, waarvoor dan wel?
Zoals gedacht vinden we zonder enig
probleem de weg terug en volgen we deze keer wel de hele tijd het gewone
wandelpad. De sporen en voetstappen terug zijn veel eenvoudiger te volgen
waardoor we ook veel minder lang moeten wandelen.
In de namiddag, rond 14u zijn we terug aan
de lodge waar we de auto parkeerden. Daar eten we snel een boterham voor we
verder rijden richting de grenspost waar we het land terug zullen buiten
rijden.
Onderweg wordt het al snel duidelijk dat we
nog een nacht in Lesotho zullen moeten slapen. De weg is zo slecht en de ene
bergtop volgt de andere op, die moeten we stuk voor stuk zien over te geraken.
De route die we nu afleggen is er geen die
zonder slag of stoot voorbij gaat. Akkoord, de omgeving is alweer prachtig,
maar we rijden echt urenlang over een stuk van amper 80 km.
Het gaat al tegen de avond aan wanneer we
Quthing binnen rijden, een dorpje vlakbij de grenspost die we dan morgen zullen
oversteken.
Toeristisch blijkt het hier helemaal niet
te zijn, we kunnen niet eens een camping vinden.
Via de gps vinden we een lodge, gaan we
daar maar een keer proberen of we er kunnen overnachten. Voordeel is dat we met
deze 4x4 met tent op het dak enkel een staan- of parkeerplaats nodig hebben.
Met die gedachte in het achterhoofd hopen we dan ook te kunnen overnachten.
Niet dus… de verre van sympathieke
uitbaatster vindt dat we niet kunnen blijven en verwijst ons door naar een
hotel in de buurt. Dat hotel zou een grote tuin hebben waar we vermoedelijk wel
kunnen staan.
Opnieuw… niet dus ! Het hotel kan dan wel
een grote tuin hebben, we moeten er wel met de auto kunnen staan.
Dave krijgt het stilaan op zijn heupen
gezien het inmiddels late uur en besluit terug te rijden naar de lodge van
daarnet.
De uitbaatster is inmiddels verdwenen, maar
gelukkig kunnen we rekenen op de hulp van een lieve bediende.
Zij vindt het niet kunnen dat we zomaar
werden weggestuurd en nu geen plaats hebben om te kunnen overnachten. Het duurt
een tijdje voor ze bij ons terugkomt, maar met een grote glimlach deelt ze ons
later mee dat we kunnen blijven.
We rijden de tuin in van de lodge/hotel en
parkeren ons naast het verwaarloosde zwembad. Deze lodge heeft sowieso zijn
beste tijd wel gehad, maar keuze hebben we niet.
In plaats van nog te staan koken, dat dan
ook nog eens in de tuin van dit hotel, eten we voor het eerst in een
restaurant.
We bestellen ons een pizza en krijgen beide
een serieuze vlaai op ons bord.
Oh ja, het smaakt ons heerlijk, jammer dat
we er amper de helft van opkrijgen.
Door verschillende personeelsleden in het
hotel werden we aangesproken, stuk voor stuk sympathieke mensen. We bedanken
het vrouwtje dat onze overnachtingplaats regelde hartelijk en ze zegt ons wel
honderd keer hoe geweldig ze het vindt dat we bij “haar” blijven logeren.