Transit doorheen Chobe NP, op weg naar Maun in de Okavango Delta. Een lange dag van rillen, beven en zweten !
Afgelopen nacht kregen we voor het eerst te maken met een tropische regenbui. Het regende zo hard dat we er wakker van werden, maar tegen de ochtend was veel van het water alweer opgedroogd of in de bodem gedrongen.
In plaats van de hoofdweg naar Maun te nemen, wat enorm wat kilometers zijn, besluiten we doorheen Chobe NP te rijden. We hebben zo’n voorgevoel dat het wel eens een stevige trip zou kunnen worden, dus vertrekken we al om 6u ’s morgens.
De eerste zowat 100km rijden we over asfalt, dan verandert de rijbaan plots in een zandweg van diep, los zand waar auto’s in beide richtingen mekaar amper kunnen kruisen.
Dit is het begin van wat een helse trip zal worden.
Het losse zand maakt dat onze snelheid niet bepaald hoog ligt. Later komen daar ook nog eens wat plassen bij en zakt onze gemiddelde snelheid naar 40 km/u. Komt daar nog eens bij dat onze auto, Massive John, een raar ratelend en rammelend geluid begint te maken.
Het is hier echter niet het moment om te stoppen, overal olifantenmest wat erop wijst dat ook hier de reuzen niet veraf zijn. De weg loopt doorheen dichte bossen en plantengroei, we zien dus niet welke dieren er mogelijks heel dichtbij lopen.
Aan de toegangspoort van Chobe NP nemen we heel even rust. Gelukkig hoeven we vandaag geen inkomgeld te betalen, dit omdat we de route enkel gebruiken in transit naar Maun.
Ik smeer ons een boterhammeke met choco terwijl Dave even checkt of onder de motorkap alles in orde is. Gezien we niks bijzonder vaststellen en er ook op het dashboard geen lampje brandt besluiten we gewoon door te rijden.
Inmiddels zijn er aan de gate een aantal voertuigen toegekomen die van de andere rijrichting kwamen, wat zien die auto’s er smerig uit. We worden gewaarschuwd dat het een stevige trip zal worden. Blijkbaar heeft het hier vannacht non stop 4 tot 5u geregend en zijn er serieus diepe plassen op de rijweg. Heel veel zorgen maken we ons niet, die andere auto’s zijn er ook doorgeraakt waaronder ook een Nissan Navara die dan nog eens een aanhangwagen trok.
De waarschuwingen bleken echter niet voor niets, het duurt niet lang voor den John zijn witte kleur verandert in bruingrijs. De plassen zijn vaak diep, Dave moet heel voorzichtig en vooral geconcentreerd rijden.
In Savuti nemen we daarom even rust, gelukkig mogen we van de bewakers ook even tot aan de campsites rijden en gebruik maken van de toiletten. Dit zijn ze dan, de spectaculair dure kampeerplaatsen waarvoor je per persoon per nacht zomaar even 50 USD moet neertellen. Persoonlijk vinden we er niets aan, het ziet er hier niet eens echt verzorgd uit en de sanitaire blok heeft zijn beste tijd wel gehad. Oke, je mag dan wel midden in het park slapen zonder enige omheining waardoor de wilde dieren vrije doorgang hebben, wij zouden het geld er niet voor over hebben. We hadden dan ook al het geluk om in Brandberg, Namibië, de woestijnolifanten op bezoek te krijgen en dit zowel overdag als ’s nachts.
Vanaf dit kamp moeten we nog ongeveer 70 km rijden tot de andere gate van het park. Omdat we nu al zolang hebben gereden over de eerste paar kilometer nemen we niet de tijd om te eten en zetten vrijwel direct weer koers richting Maun.
De weg betert effectief niet, de plassen blijven even diep en onze snelheid zakt naar amper 25 km/u.
Gelukkig hebben we de gps aanstaan, want de wegwijzers zijn vaak bijna onleesbaar. Op een bepaald moment komen we aan een splitsing en lijkt het of de “hoofdweg” verder loopt langs rechts, dat is dan ook de weg die wij inslaan. Kort daarna horen we de dame van onze gps zeggen “herberekenen”, zitten we dan toch verkeerd?
Dave in zijn achteruit, gezien de gps ons enige referentiepunt is zullen we haar maar volgen.
Hoe verder we vorderen op deze weg, hoe dieper de plassen worden. Sinds we vertrokken zijn in Savuti hebben we geen enkel ander voertuig meer gezien, heel geruststellend is dat niet.
Op een bepaald punt komen we aan een lange plas die er verdomd diep uitziet. Ons hart gaat al de hele tijd serieus te keer, het zweet staat op onze voorhoofden en we kunnen elke keer maar hopen dat we ons niet vast rijden.
We durven de gok niet te wagen en uitstappen om polshoogte te nemen en rondlopen is te gevaarlijk. Terugkeren naar de splitsing daarentegen lijkt ook zo stom, we zijn nu al een eind gevorderd. We besluiten doorheen de bush te rijden, al komen er dan misschien wat krassen op de auto, alles is beter dan ons vast te rijden in een diepe plas.
Maar dan, nog geen drie plassen verder hebben we helemaal prijs. Alweer eerder een vijver dan een plas waar we doorheen moeten, maar ik merk een pad op dat erlang lijkt te lopen en stuur Dave erheen. Ook hier een serieuze plas, maar niet zo lang als de andere. 4x4 in low gear, Dave zet aan en we rijden ons vrijwel onmiddellijk vast in iets wat aanvoelt al een dik pak modder. Het zweet parelt van Dave zijn voorhoofd, mijn hart springt bijna uit mijn borstkast. Vooruit geraken we niet verder, we rijden ons alleen maar meer vast. Dave probeert in achteruit, ook niks. Gelukkig geldt ook hier “de aanhouder wint”. Na een aantal keer proberen krijgt Dave ons er achteruit weer uit.
En nu? De zijweg lukt niet, de hoofdweg is totaal overstroomd en terug rijden lijkt eindeloos.
We zagen het daarnet bijna voor ons dat we zouden vast rijden en hier een hele nacht zouden blijven staan, in de hoop dat er vroeg of laat hulp zou passeren. Dat risico willen we echt niet lopen, zeker niet in deze omgeving van wilde beesten, dus hakt Dave de knoop door en rijden we terug.
Toeval of niet, we halen opgelucht adem wanneer we een auto in onze richting zien rijden. Het zijn twee locals, eveneens op weg naar Maun. Of de plassen diep zijn of niet, die mannen gaan ervoor en we mogen hen achterna rijden.
Hoewel we dachten vandaag al wat te hebben meegemaakt, het betekende niets in verhouding met wat ons nog te wachten stond. Omdat we achter de andere auto, een safaribak, rijden kunnen we min of meer inschatten of het ook voor ons mogelijk is om door het water te rijden.
Een aantal keer dreigt onzen John te verdrinken ! Het water komt tot boven de motorkap, de neus van de auto verdwijnt volledig onder water en we horen de luchtfilter naar adem happen.
Gelukkig gebeurt dat telkens pas op het einde van een grote plas water en komen we telkens net op tijd weer boven. Dan zien we de auto voor ons grotendeels onder water verdwijnen, hier stopt het verhaal voor ons. Dit halen we nooit, hier komen we nooit door. De mannen beseften dat uiteraard ook en voor we het beseften stonden ze te voet bij ons, ze zoeken en begeleiden ons een weg doorheen de bossen. Overal krassen de takken langs de auto, we rijden door hoge grassen tussen de struiken en bomen door, alles is beter dan door het veel te diepe water.
Het is onbeschrijfelijk hoe blij we waren om de gate te bereiken ! We hebben het er al bij al goed vanaf gebracht, de auto is uiteraard enorm smerig maar we hebben het gehaald.
Vanaf de gate is de rijweg stukken beter en worden de plassen water steeds minder.
Na een helse tocht van ongeveer 11u vrijwel non stop rijden bereiken we Maun, dit amper over een traject van 300 km.
Het eerste wat we doen bij aankomst is onze tafel en stoelen uitpakken en ons een welverdiende gin-tonic inschenken.