Verslag Nieuw-Zeeland - Zuidereiland

 

We zetten onze weg langs de mooie westkust verder en gaan nog wat kilometers vreten. We stoppen kort in Hokitika, rijden verder naar Punakaiki en keren daarna terug om via Arthur’s Pass de oversteek te maken. Deze lange rit brengt ons tot de thermale baden in Hanmer Springs.

 

Hokitika is gekend als het “jadestadje” en daar willen we wel eens een kijkje gaan nemen, al snel blijkt dat het bij kijken zal blijven. Van deze mooie groene steen wordt van alles en nog wat gemaakt, maar hij wordt vooral verwerkt in juwelen. De kleinere stuks zoals oorbelletjes of een ketting zijn nog betaalbaar, maar van zodra de steen iets groter wordt is het niet meer voor onze portemonnee. We nemen een kijkje in de winkel van de jade factory, er zijn heel wat mooie stuks uitgestald maar we verschieten ervan tot welke torenhoge prijzen dat gaat.

 

We vervolgen onze weg langs de prachtige westkust van dit zuidereiland. Deze is veel ruiger dan de oostkust waar je vooral grazende schapen tegenkomt op de groene heuvels. Hier zijn het hoge rotsen en groene bossen langs de kustlijn die er tropisch uitzien door de vele palmbomen en varens. Landinwaarts blijven we de besneeuwde bergtoppen zien. De weg die grotendeels vlak naast de oceaan loopt is mooi en de omweg naar Punakaiki meer dan waard.

 

In dit dorpje bezoeken we de bekende pancakerocks, de blowholes zijn spijtig genoeg niet in werking doordat de zee niet wild genoeg is en omdat het geen hoogtij is. Normaal gezien zijn er drie van dergelijke gaten in de rotsen waarlangs het water omhoog spuit, als ze dat alle drie tegelijkertijd doen moet het een fameus spektakel zijn.

De pancakerocks op zich zijn de rit al waard, zeker in dit oranje zonlicht zo laat in de namiddag. Deze rotsen lijken op een grote stapel van dikke pannenkoeken, vandaar hun naam. Een mooi, aangelegd wandelpad leidt ons langs de verschillende rotsformaties, het zijn er meer dan we gedacht hadden.

Terug aan de camper zien we aan de overkant van de straat op een graspleintje een aantal vreemde vogels. Het blijken de Nieuw-Zeelandse weka’s te zijn, één van de vogelsoorten die niet kunnen vliegen. Met een koekje of stukje brood zijn ze al snel te verleiden en ze pikken het zelfs uit je hand.

 

Na een rustige nacht op een picknick area vlak naast de zee rijden we terug zuidwaarts naar de splitsing voor Arthur’s Pass. Via deze bekende route maken we de doorsteek van de west- naar de oostkust van het zuidereiland. In Jackson stoppen we aan de legendarische Jackson’s pub waar we er ene willen drinken op Koen en Conny, kwestie van in hun voetsporen te treden. Jammer genoeg zijn we er te vroeg op de ochtend, de pub gaat pas open op het middaguur en dus rijden we verder zonder het glas te kunnen heffen. Niet veel verder begint de bergrit, een steile klim waar ons Wolleke fameus haar best voor moet doen. Eens boven ruiken we de koppeling, zo heeft ze moeten afzien. Door de vallei komt er een trein aangereden waarvan de wagons door maar liefst vijf locomotieven verder getrokken worden, we zijn dus niet de enigen die moeite moesten doen. Het is een mooi traject tussen de bergen en door valleien, zelfs al zou je geen tijd hebben om een stop in te lassen, dan nog is dit de rit waard. Het verwonderd ons dat we hier geen enkele kea te zien krijgen hoewel we al van verschillende mensen hoorden, en lazen in verslagen, dat dit dé plek is om ze te zien.

 

Het dorpje van Arthur’s Pass is met zijn 924m het hoogst gelegen dorpje uit Nieuw-Zeeland en een goeie uitvalsbasis voor een paar wandelingen. We hebben zin om nog eens een stevige wandeling te maken en willen aan Scott’s Track beginnen, maar nadat we al vier keer de baan op en neer gelopen hebben en nog steeds het beginpunt niet konden vinden houden we het voor bekeken. Aangezien we geparkeerd staan aan het beginpunt van de Devils Punchbowl Falls wandeling starten we daarmee. Op een half uurtje zijn we heen en weer naar de watervallen gestapt, veel voldoening krijgen we niet van zo’n kort tripje. Daarom rijden we een aantal kilometer terug naar het skigebied Temple Basin en doen er de klim naar de top van de berg waar de pistes zich bevinden. Op zich was deze wandeling de moeite waard, we hebben gezweet om boven te geraken maar dan vooral door de lastige ondergrond. Allemaal losse keien en rotsen waardoor je de hele tijd wegschuift en moet zien dat je bij elke stap die je zet geen enkel breekt. Heel erg lastig was dat, maar het uitzicht bovenop de berg was mooi. Een overzicht over het skigebied en de omliggende hoge bergtoppen waarvan er slechts sommige besneeuwd waren. Beneden ons in de vallei ligt het dorpje Arthur’s Pass.

De afdaling werd nog moeilijker dan de klim, constant rollen de keien onder je voeten weg waardoor je precies op rolschaatsen staat en naar beneden rolt. Dat is eerder gevaarlijk dan gemakkelijk waarbij je je goed moet concentreren om niet onderuit te gaan. Dit is het slechtste wandelpad waarover we al gelopen zijn, eigenlijk is het gewoon een hoop keien en rotsen en de paar houten balken die treden moeten voorstellen zijn rot of weggezakt.

 

Na deze tweede wandeling rijden we verder door het Arthur’s Pass nationaal park tot we aan een gratis camping komen langs een meer. Het is niet van onze gewoonte om al een einde aan onze dag te maken om 16u, maar het is een mooi plekje om te overnachten dus zetten we ons aan de kant.

We staan nog maar net geparkeerd of er komt een koppel eendjes aangewandeld. Ze komen recht op ons afgestapt en doen een toertje rond de camper in de hoop iets te eten te krijgen. Hoe schattig en hoe goed ze weten waar ze moeten zijn voor een boterhammetje. Ze zijn het goed gewend om gevoederd te worden want ze eten zonder schrik uit je hand. Nadat hun buikjes gevuld zijn duiken ze terug het meer in.

 

Na een ijskoude nacht worden we wakker in een volledig wit landschap, niet van de sneeuw deze keer maar van de vorst. In de vallei hangt een dik pak mist en op de grond is alles wit na de vriestemperaturen van deze nacht. In de camper is het ijskoud dus laten we de motor warmdraaien en zetten de verwarming op om het draaglijk te maken. Wassen zit er niet in want de leiding is bevroren en er komt geen druppel water uit ons kraantje. Dus ruimen we ons bed op en rijden een aantal kilometers totdat er opnieuw water door de leiding stroomt en we ons kunnen opfrissen.

 

Na zo’n nacht van bibberen en ijskoude voeten hebben we gelukkig goeie vooruitzichten. Vandaag rijden we naar Hanmer Springs voor een aantal uurtjes relaxatie in de thermal pools. Dit openluchtcomplex bestaat uit 9 thermale baden en drie zwavelbaden waarvan de temperatuur varieert tussen de 36° en 41°. Om helemaal tot rust te komen boeken we een half uurtje in de privé sauna, zalig was dat. Daarna gaan we van het ene zwembad naar het andere en komen er volledig gerimpeld uit. Dit is pure ontspanning en dan ook nog eens in een prachtig kader. Rondom liggen er hoge bergen waarvan een aantal met besneeuwde toppen, het is hier ongelofelijk rustig wat het plaatje compleet maakt.

In de zwavelbaden ruikt het een beetje naar rotte eieren, het zijn de warmste van alle zwembaden en heel lang houden we het er niet uit. Hoewel het in deze koude tijden heerlijk is om op te warmen en terwijl je hoofd koel te houden is het toch iets teveel van het goede voor ons. We hebben vandaag weer geluk met het weer, staalblauwe hemel en volle zon. Na een paar uur borrelen en weken voelen we ons weer kiplekker en rijden we verder richting de oostkust.