Verslag Nicaragua

 

Isla de Ometepe is gelegen in het grootste meer van Centraal-Amerika en wordt gedomineerd door twee vulkanen aan weerszijde.

 

De twee grote vulkanen, Concepcion en Maderas, zorgden voor het ontstaan van het eiland doordat lavastromen beiden met elkaar verbonden en op die manier het land creëerden. De naam die aan het eiland gegeven werd door de oorspronkelijke bewoners betekent “tussen twee heuvels”. Enkel vulkaan Concepcion is nog actief, hij barstte voor het laatst uit in 1957.

 

Vanuit Rivas nemen we de overzet naar Isla de Ometepe. De iets comfortabelere ferry vaart pas een paar uur nadat we aankomen uit, dus nemen we de simpelere boot die alsnog vrij comfortabel is. Toen we deze ochtend vertrokken uit San Juan del Sur begon het te regenen en die grijze wolken hangen ook in de omgeving dreigend in de lucht waardoor we toch maar in de overdekte cabine blijven zitten. Op anderhalf uur tijd bereiken we het eiland, maar de vulkanen zien we amper door het slechte weer.

Aan de pier staat er een oude Amerikaanse schoolbus te wachten die vrijwel onmiddellijk vertrekt. Gelukkig maar, want het openbaar vervoer op het eiland blijkt onregelmatig te rijden. De bus zit al stampvol, wij worden er nog bijgeduwd en ook onderweg blijft er volk opstappen. Op zich niet zo erg, maar de vrouwen zijn hier zo enorm dik dat ze ofwel met hun blubberbuiken of dikke konten tegen je aan staan te duwen. En dat is nu net iets waar wij van gruwelen, die dikke lijven die er zich overal nog tussenpersen.

 

We hebben maar een goeie 2 dagen om op het eiland te verblijven aangezien we van hieruit de ferry willen nemen naar San Carlos, de grensovergang met Costa Rica. Die ferry komt maar tweemaal per week, dus als we die van overmorgen niet nemen zitten we hier nog vier dagen langer en dat vinden we toch iets te lang van het goede.

De eerste plek waar we een slaapplaats zoeken is Charco Verde, hiervan wordt gezegd dat er de schoonste stranden zijn van het hele eiland. We hebben nog maar net een kamer gevonden of de dikke, grijze wolken zetten hun sluizen open met fameuze, lange regenbuien tot gevolg. We hebben dan al niet veel tijd op het eiland en de regen steekt er al helemaal een stokje voor om te kunnen rondwandelen.

 

Na een tijdje geduldig afwachten waait het regenweer over en maken we een wandeling die begint langs het meer. Het valt ons direct op dat er gewoonweg geen stranden zijn en dat het water heel erg dicht tegen de kant komt. We kunnen niet anders dan door het meer lopen en stellen ons de vraag waar in godsnaam die mooie stranden zijn.

Een eindje verder komen we aan cabanas van Charco Verde waar er een natuurwandeling begint, maar na nog geen 50m zitten we ook hier alweer vast. Overal is er water, alles is ondergelopen en nergens kunnen we het wandelpad nog vinden. We proberen door het water een stukje verder te lopen, maar dat komt al snel zo hoog dat we het opgeven en teruggaan, we weten niet eens in welke richting de wandeling verder gaat.

 

We lopen langs de cabanas en vinden zo een andere wandelweg die naar het kleine meer loopt dat zich gevormd heeft langsheen het grote Lago Nicaragua, het grootste meer van Centraal-Amerika waarin dit eiland gelegen is. Onderweg zien we wel een aantal vogels en horen een geluid dat op het geluid van apen lijkt, maar door de regen die alweer is komen opzetten zien we bijzonder weinig en moeten we ook hier weer terugdraaien wanneer we aan een wei komen die afgezet is met prikkeldraad. Net voor we terug de cabanas bereiken hoor ik ergens het geluid van apen, ze zitten vlak boven ons in de bomen. Ze slingeren heen en weer en eten de verse, groene blaadjes van de bomen.

Om terug naar onze hostel te wandelen gaan we langs de hoofdweg van waar we een zicht hebben op de vulkaan Concepcion, maar door de vele bewolking is enkel de voet van de vulkaan vrij en zien we dus niet veel. De rest van de avond spelen we een gezelschapsspel onder het overdekte afdak, het blijft regenen en we kunnen alleen maar hopen op beter weer voor morgen.

 

Hoewel het de hele nacht heeft geregend en gewaaid alsof alles hier ging wegspoelen ziet het ernaar uit alsof het ’s morgens toch zal opentrekken. Na het ontbijt, de traditionele rijst met bonenschotel, pakken we ons gerief bij mekaar en gaan op de bus wachten aan de hoofdbaan.

Daar krijgen we het gezelschap van een gids die op het eiland woont en werkt, hij vertelt ons dat het meer in drie en een half jaar niet meer zo hoog stond en dat door de vele regen alle stranden verdwenen zijn. Geen enkel dorpje op het eiland heeft nog strand, dat verklaart waarom wij gisteren door het water moesten wandelen. Na 45min. wachten komt de bus er dan toch nog door en we stappen uit op de kruising met het zuidelijke stuk van het eiland. Aangezien er zo weinig openbaar vervoer is besluiten we niet nog een keer lang te staan wachten en beginnen we te voet aan de 4km naar Santo Domingo. Dat is op de duur toch zweten en puffen aangezien de zon er nu wel doorkomt en we over een zandweg lopen met niets dan putten en stenen.

 

De hospedaje waar we belanden heeft normaal gezien een mooi stukje strand, maar nu staan de parasols tot diep in het water. Dat water komt zo hoog zodat de eerste hostel in dit dorpje nog maar één kamer over heeft, de anderen staan allemaal onder water. Zonnen zit er dus niet echt in en een wandeling over het strand ook niet, maar we hadden toch enigszins al andere plannen. Een tijdje geleden kregen we bericht van Anton en Tess, het Australische koppel dat we leerden kennen in Argentinië en nadien ook in Brazilië nog een keer terug zagen, dat zij momenteel twee maanden werken in een hostel op het eiland. Een uur wandelen we over de lange zandweg om tot bij hen te geraken, het is fijn om hen nog een keer terug te zien en samen een pintje te drinken. Zo is onze tweede dag ook alweer voorbij gevlogen en blijven we net iets te lang plakken waardoor we het laatste stuk van de terugweg in het pikdonker moeten afleggen.

 

Ook de volgende dag steken we niets uit en vertrekken we rond het middaguur naar Altagracia, één van de twee grotere dorpen op het eiland, waar straks de ferry zal vertrekken. We gaan eerst nog een hapje eten in een simpel restaurantje, alweer rijst met bonen maar ’s middags eten we daar ook een stukje kip bij. Op zich is dit een lekker gerecht, maar als je het dag na dag eet komt het op de duur toch je oren wel uit. Daarna wandelen we de twee kilometer naar de haven waar zich op de duur vrij veel toeristen verzamelen. We trakteren ons op ticketjes voor de eerste klasse, sowieso zal het al niet heel comfortabel worden om 10u op een boot te zitten, dus nemen we de iets minder drukke eerste klasse met airco.

 

De ferry is vier uur geleden vertrokken in Granada, dus zitten er al heel wat mensen op. We komen de koude aircocabine binnen en er is niemand die moeite doet om op te schuiven. Velen, zowel toeristen als locals, hebben zich gepermitteerd om plat te gaan liggen op een bank voor drie of vier personen en geen enkele egoïst vindt het nodig om plaats te maken. Dave maakt een vrouw wakker die languit op een bank voor vier ligt en zij vindt het blijkbaar niet nodig om hem wat ruimte te gunnen, dus gaat hij bovenop haar benen liggen tot ze het niet meer uithoudt. Ik denk dat hij daar toch wel een tweetal uur gelegen heeft totdat alle bloed in haar benen waarschijnlijk afgespannen was waarna ze toch maar ging rechtzitten en de rest van de lange overtocht niet meer ging liggen.

Ik had mij naast een dikke vent gezet op een bank van drie en ook hij bleef met zijn benen op de bank zitten en gunde me niet al teveel ruimte. Na heel wat draaien en keren in een poging om toch een beetje te kunnen slapen heb ik me uiteindelijk in mijn slaapzak op de stalen grond gelegd en daar geprobeerd om een oog toe te doen. Heel comfortabel is dat niet, zeker niet voor een eerste klasse ticket, maar met mijn gezicht naar die dikke zijn kont gaan liggen vond ik al helemaal geen optie.

Later op de nacht begon het te regenen waardoor een aantal mensen die buiten op het dek lagen te slapen ook naar binnen kwamen en zo kon het gevecht om een plaatsje opnieuw beginnen. Wat bezielt al die mensen hier toch, is het nu echt teveel om een andere persoon die tenslotte evenveel betaalt nog maar een zitplaats te gunnen? Wat een ergerlijke situatie.

 

Soit, zo zijn we na tien oncomfortabele uren toegekomen in San Carlos, de grensstad met Costa Rica, maar voor we de grens overgaan bezoeken we als laatste nog El Castillo.