Verslag Nepal

 

Nepal: onze eerste kennismaking met de hindoe-cultuur.

 

Wanneer we Nepal binnenrijden draaien we onze klok 2u en een kwart terug. Aan de gezichten van de mensen is duidelijk te zien dat we een ander land zijn binnengekomen. Ze hebben een hele andere uitstraling en uitdrukking over zich.

 

Aan de grens met Tibet stappen we met 7 in een soort van pick-up, jeepachtig iets. Zo kunnen we de kosten delen en zitten we alleszins veel comfortabeler dan de overvolle Nepalese bussen. De rit duurt uiteindelijk 4u tot in Kathmandu en dan is het toch wel fijn wanneer je aan de chauffeur kan vragen om even te stoppen voor een plasje. Onderweg krijgen we wel nog een lekke band, maar na 10 minuutjes heeft de chauffeur deze al vervangen. Wanneer we een eerste keer halt houden in een klein dorpje worden we overdonderd door de hitte, we komen immers uit de koude Tibetaanse temperaturen en wanneer je dan geconfronteerd wordt met een goeie 30° ga je toch wel echt zweten en wordt het tijd om ons fleeceje uit te doen.

 

In de late namiddag bereiken we Kathmandu, we installeren ons in dezelfde guesthouse als Jacky en gaan voor een laatste keer samen eten, morgen vertrekt ze terug naar Engeland.

De guesthouse is goed gelegen, middenin het centrum van Thamel maar toch weg van de drukte doordat er een voortuin is die de kamers van de straatkant scheidt. Die avond botsen we ook nog op de 2 Franse meisjes die in onze groep zaten van de trekking door Tibet, zij verkeren dan weer in het gezelschap van een toffe Taiwanees die we op de bus naar de grens leerden kennen. Met z’n allen blijven we nog een hele tijd hangen op het terras aan onze guesthouse.

 

Onze eerste indruk van Kathmandu is dat het een toffe stad is, maar zeer vuil. Vaak kom je op straat heel wat huisvuil tegen dat ligt te stinken in de hitte van de zon. Ook de drukte is een hele aanpassing na het desolate Tibet. Van zodra je het autovrije Thamel buitenkomt word je bijna gek van het getoeter. Overal rijden kleine, witte taxi’s rond die vechten tegen de riksja’s om klanten te versieren. In deze stad vind je altijd vervoer, er is echt een overaanbod aan taxi’s en riksja’s, deze chauffeurs proberen je dan ook van ’s morgensvroeg tot ’s avondslaat in hun voertuig te krijgen.

Een ander probleem hier zijn de bedelaars, hoewel het in Tibet eerder de kinderen waren die constant om geld vroegen zijn het hier de vrouwen met hun baby’s die de hele dag door om melk vragen. Bij elke supermarkt kom je ze tegen, ze achtervolgen je en blijven aan je kop zagen in de hoop dat je toegeeft.

En dan heb je nog de echte tourist-traps, de “good-luck” mannen. Zij zijn gekleed in de typische, lange, gele kledij, hun voorhoofd is meestal in het bijpassende geel met rood geschminkt en ze dragen een ijzeren tonnetje voor je donatie. Ze lopen rond met bloemen en rode verf, wanneer je hen een tika (rode stip) op je voorhoofd laat zetten, waarna ze de bloem bovenop je hoofd leggen, verwachten ze dat je hen geld geeft in ruil voor dit gebaar van “good luck”. Als je niet oppast staat je hoofd op het einde van de dag vol van deze tika’s, met zoveel lopen ze rond in de toeristische wijken.

 

Een laatste puntje dat voor ons heel opvallend is geweest is de aanwezigheid van de UN. Vooral toen we onderweg waren van de grens naar Kathmandu waren we verwonderd van het aantal UN-jeeps dat we tegenkwamen.

Onderweg passeer je regelmatig ook controleposten, de bus moet daar halt houden maar wat er juist gecontroleerd wordt is ons niet duidelijk.

 

Van ons verblijf in Nepal, dat buiten een bezoek aan het Chitwan NP enkel uit Kathmandu bestond, hebben we vooral een rustvakantie gemaakt. We liepen uren en dagen rond in Thamel, de grootste toeristische wijk van Kathmandu. Je kan je hier amuseren door elke keer opnieuw door dezelfde kleine winkelstraatjes te lopen, winkeltjes te bekijken, iets te eten en te drinken… We hebben ons slaaptekort hier goed ingehaald, doordat we nooit echt grootse plannen hadden konden we dus lekker uitslapen, hoewel we toch vaak al om 7u30 wakker werden.

 

Op culinair vlak werden we absoluut verwend. Je vindt hier enorm veel bakery’s, zalig om Europees te kunnen ontbijten !! Elke ochtend croissants, koffiekoeken, cakes, noem maar op. Het enige dat ze niet kennen is goed beleg (althans zoals bij ons), je moet het stellen met een snee yakkaas, salami en anders gewoon boter en confituur.

Aangezien we middenin de toeristische wijk zaten was het aanbod aan restaurants zeer uitgebreid. Hun keuken gaat van het lokale, Nepalese tot Tibetaans (daarvan hadden we wel genoeg), Chinees, maar ook Italiaans, Indisch, Mexicaans wat bij ons nog het meeste in de smaak viel.

We dronken liters Nepali tea, een lekkere zoete thee met onder andere kaneel en melk. Ook de Sikarni viel bij ons in de smaak, dit is een Nepalees nagerecht gemaakt van yoghurt met kokoscrème en kaneel. Om dan nog maar te zwijgen van de Lassi’s, dit is een drankje van yoghurt gemixt met vers fruit, meestal banaan of appel. Heerlijk als het ijskoud geserveerd wordt. Aangezien het bier hier niet echt goedkoop is hebben we dit niet veel gedronken, dit zullen we hopelijk al kunnen goedmaken in Indië.

 

Je zou al bijna gaan denken dat we niets anders deden dan eten en drinken, dat klopt gedeeltelijk maar af en toe deden we toch net iets meer dan dat.

In onze reisgids werden 2 wandelingen uitgestippeld die ons door de buitenwijken van Kathmandu brachten. Hiermee bedoel ik de buurten waar niets is afgestemd op het toerisme en waar je de mensen in hun dagdagelijkse bestaan ziet. Ook hier zijn de straten vaak vuil, het zijn meestal zandwegen maar toch enigszins gezellig doordat ze zo nauw zijn en de oude woningen stralen een zekere puur- en echtheid uit.

Je kan hier geen straat uitlopen zonder een tempel, stupa, of ander hindoe gedenkplaats te zijn gepasseerd. Dat maakt het rondlopen in de buitenwijken zo leuk, er is altijd iets te zien en vaak vind je op deze plaatsen dan ook mensen die hun offers komen brengen of een tika aanbrengen op hun voorhoofd.

 

We brachten ook een bezoek aan Swayambhunath of de apentempel. Deze boeddhistische tempel ligt op de top van een heuvel en geeft je dan ook een mooi uitzicht over de Kathmandu-vallei. Hier zie je hoe de stad omgeven is door hoge, groene bergen. Om boven te geraken moet je een heel aantal treden beklimmen, onderweg krijg je het gezelschap van tientallen apen. De tempel zelf bestaat uit een mooi gebouw waar je binnenin een kijkje kan nemen, een grote stupa met erachter heel wat kleinere modellen en de nodige souvenirshops.

Onderweg naar beneden stopten we ongeveer halverwege de trappenrij. Hier kan je het stukje bos inwandelen waarop de tempel gebouwd is en waar de apen leven, het zijn er alles bij mekaar een paar honderd. Waar we ons wel aan mispakt hadden zijn de andere bosbewoners, de duizenden muggen. We werden zowaar opgegeten terwijl we rondstapten, het duurde dan ook niet lang voor we terug gingen richting uitgang. Dave vond het een leuk idee om de aapjes, die toch o zo lief zijn, uit te dagen en haalde een zakje snoepjes boven. Een paar seconden later werd hij aangestaard door een groot mannetje en voor we het goed en wel beseften sprong deze aap op zijn borstkas in een poging om het zakje af te pakken. Hij kneep zich met zijn vingers vast in Dave zijn t-shirt waardoor hij die aap echt moest vastpakken om hem van zijn lijf te krijgen.

Toch maar even terug wegsteken die snoepjes tot we beneden zijn.

 

Nadat we al een week in Kathmandu doorbrachten boekten we een uitstap naar het Chitwan Nationaal Park, een welkome afwisseling van rust en kalmte in de natuur na de drukte in deze stad. Als je meer wil weten over onze belevenissen daar moet je het aparte verslag van deze uitstap doorlezen.

 

Zo kwamen we na 4 dagen terug naar dezelfde guesthouse. Voor ons vertrek hadden we hen gevraagd om voor ons een kamer vrij te houden, bleek dat ze dat niet gedaan hadden en brachten we onze eerste nacht door in een simpelere kamer van hetzelfde guesthouse. Aangezien ze garandeerden dat we de volgende middag zouden kunnen verhuizen naar onze vorige kamer, uiteraard tegen dezelfde prijs als voorheen, bleven we. Ook al waren we er niet echt mee gediend dat ze hun woord niet hielden, het was nu éénmaal een leuke guesthouse en goedkoop.

 

De dag dat we naar deze stad terugkeerden begon het Dashain festival. Dit 15-daags festival viert de overwinning van de god Durga, aangezien Durga bloeddorstig is wordt dit festival gekenmerkt door de liters bloed die vloeien en het grootste aantal dieren dat jaarlijks geofferd wordt.

Heel erg leuk om in deze periode in India te verblijven, het nadeel is dan wel dat veel winkeltjes, restaurants, reisbureau’s,… gesloten blijven.

Hele dagen zie je mensen die uitgedost zijn in hun nieuwe kledij, ze dragen dienbladen vol offers die ze naar bepaalde tempels dragen. Het is dan ook vaak een massabijeenkomst en drukte van jewelste. Ook de kinderen zijn volledig in het nieuw en opgemaakt. De ogen van de vrouwen en jonge kinderen, zowel jongens als meisjes, worden zwart geschminkt, ze zien er allemaal op hun paasbest uit.

 

Ook het openbaar vervoer valt gedeeltelijk stil tijdens deze dagen van feest. We wilden de minibus nemen om Bhaktapur te bezoeken maar deze bleek niet te rijden. Gelukkig kwam er niet veel later een alternatief aan, een gammele bus stopte om de wachtende toeristen op te laden. Wij gelukkig dat we er toch nog zouden geraken, maar de manier waarop was toch niet zo comfortabel als gehoopt. We veronderstellen dat dit zowat de enige bus was die reed en de chauffeur bleef maar mensen ophalen. Wij hadden gelukkig nog een zitje, maar onze tenen werden verpletterd  door de opeengepropte mensen die in het gangpad stonden. Omdat het voor de kleine kinderen ondoenbaar was om tussen de volwassenen te staan, namen Dave en ik elk een kind op schoot. Maar zelfs wanneer wij dachten dat het echt niet voller kon werd de achterdeur toch nog geopend om er nieuwe mensen bij in te duwen. Uiteindelijk sloot die deur zelfs niet meer en bleef ze dan maar open staan, zo konden er achteraan de bus nog een aantal mensen buiten blijven hangen…

 

Na 40 min. bereikten we Bhaktapur, de stad van de rijst en de derde grootste stad van de vallei. Ongelofelijk hoe het traditionele hier bewaard is gebleven, het lijkt wel alsof je terugreist in de tijd wanneer je deze verkeersvrije stad binnenkomt. Deze stad behoort tot het werelderfgoed, nadeel is de hoge inkomprijs van 10USD/p. Gelukkig konden wij hieraan ontsnappen. We arriveerden aan de inkom samen met een groepje andere toeristen, de man achter de kassa was zijn sleutel kwijt en kon ons daarom niet direct een ticket verkopen. Hij verliet zijn buro waarop die groep toeristen het op hun heupen kreeg en niet langer wilden wachten, ze zouden hun ticket wel aan één van de andere ticket offices kopen. Toen de man terugkwam en zag dat die groep was binnengelopen zonder te betalen ging hij achter hen aan. Nadat wij, geduldig als we zijn, het na alweer 10 min. toch ook op onze zenuwen kregen liepen ook wij binnen zonder te betalen. Heel eerlijk?? Eens binnen hebben we geprobeerd de andere ticket offices te vermijden zodat we toch niet zouden moeten betalen, en dat is ons wonderwel gelukt. Toch een mooi bedrag uitgespaard dat we aan iets anders konden spenderen.

 

We genoten van onze wandeling doorheen de oude stad Bhaktapur. Hier werden we geconfronteerd met de beleving van Dashain, de straten lagen vol bloed en onthoofde geiten. Voor elke bus, nu begrijpen we waarom ze vandaag niet reden, werd er een geit geofferd. Het hoofd werd, samen met andere offers, voor de motorkap neergelegd. Met het bloed werd een kring rond het voertuig gemaakt en de wielen werden hiermee ingesmeerd. De darmen hingen ze aan de motor en de motorkap werd versierd met bloemen.

Na het zoveelste onthoofde dier kregen we toch de kriebels en hadden we genoeg gezien. Tot we aan de ingang van het Koninklijk Paleis kwamen, daar lagen dan weer 2 onthoofde koeien voor een tempel waar wij als niet-hindoe niet binnen mochten. Wat er met het vlees van deze dieren gebeurt weten we niet, de ingewanden werden in een stenen kruik gedaan en deze werd rondgedragen door de stad. Andere mensen gebruikten de verschillende ingewanden dan weer om de rest van hun voertuig mee te “versieren”.

 

Genoeg over het Dashain ritueel, ik krijg alweer de kriebels wanneer ik erover schrijf.

Bhaktapur is heel erg mooi. De oude huizen, vaak met mooie houten ramen geven de stad een warm karakter. Ook hier weer de smalle straatjes en vaak zandwegen. Deze stad is ook gekend om zijn houtsnijwerk, we bezochten er een aantal winkeltjes waar de beelden met de hand gemaakt werden maar besloten uiteindelijk de ganesh-olifant te kopen die we in Kathmandu reeds zagen. We genoten van ons bezoek aan deze oude stad, maar genoten misschien nog meer van het feit dat we niet betaalden voor deze uitstap (foei).

Eens buiten gingen we op zoek naar vervoer, dat bleek niet zo simpel. Alle bussen die we zagen waren leeg, de ene minibustaxi reed net weg en veel andere taxi’s waren er niet te bespeuren (raar maar waar). We werden aangesproken door 2 Thaise jongens die al anderhalf uur op vervoer stonden te wachten. We grepen dan ook die ene kans toen er een taxi aankwam en deelden deze met 4 om terug te geraken in Kathmandu.

 

De rest van onze dagen hier brachten we verder al winkelend, etend en drinkend door. Het zonnige weer maakte dit eens zo leuk.

Onze laatste 2 dagen in deze stad maakten we ons transitvisum voor Indië in orde, boekten een vlucht vanuit Calcutta naar Bangkok (was nodig om het visum voor Indië te kunnen krijgen) en regelden we ons busticket naar Varanassi.