Verslag Laos

 

Sam Neua: ons verblijf in Laos loopt op zijn einde, voor de laatste keer komen we op een plek terecht dat je min of meer een stadje kan noemen in plaats van een bergdorp.

 

Omdat er niet al teveel vervoer passeert doorheen Muang Vieng Thong staan we om 5u30 op zodat we zeker de nachtbus niet missen die om 6 of 7u langsrijdt.

Het is alweer heel erg koud op dit ochtendlijke uur, maar we riskeren het niet om binnen te wachten en de bus te zien voorbij rijden. Na een hele tijd wachten worden we om 6u45 aangesproken door de vrouw van de guesthouse over ons. Zij brengt de blijde boodschap dat er vandaag geen bus is en dat we het met een sawngthaew (= een jumbo maar nog iets groter) moeten stellen. We hebben niks tegen dit vervoermiddel maar zien de ijspegels al aan onze neuzen hangen wanneer je bij deze koude temperaturen in zo’n open bak moet kruipen.

 

We halen onze warmste kleren uit onze rugzakken en pakken ons zo goed mogelijk in. Daarna kruipen we als eersten in de laadbak zodat we vlak achter de kabine kunnen zitten en zoveel mogelijk kunnen schuilen voor de ijzige wind.

We vertrekken nog maar net en het wordt ons al duidelijk dat we zullen afzien. De wind is zo koud dat we niet weten hoe ons te keren of te draaien. Onze buff’s trekken we volledig over ons gezicht, handen in de mouwen en de kap op onze hoofden. En dan zo goed mogelijk ineen duiken en hopen dat het zonnetje er snel doorkomt.

Het is nog erg mistig en er zijn nog vele dikke wolken. Die mist zorgt ervoor dat onze jassen goed nat worden en de druppels lekken op onze broek, we hebben dringend warmte nodig !

 

Bij het vertrek zat de laadbak niet helemaal vol, maar na een aantal keren stoppen in de dorpjes die we onderweg tegenkomen komt daar snel verandering in. Zoals gewoonlijk sleuren deze mensen alweer kilo’s koopwaar mee en zo geraakt de sawngthaew al snel propvol.

Wat wij niet begrijpen is dat deze mensen zich niet eens warm aankleden. De meesten van hen dragen een gewoon jasje en lopen zoals gewoonlijk op teenslippers. De ene al met sokken, de andere zonder of sokken met meer gaten dan stof. Vaak draaien ze dan wel een handdoek rond hun nek, maar dat is dan ook het enige dat voor wat bescherming tegen de ijzige wind zorgt. En aan hun gezichten merk je niet eens dat ze afzien. We vermoeden dat ze misschien gewoon het geld niet hebben om fatsoenlijke en vooral warme kledij te kopen. Als je dan de moeders ziet opstappen met hun peuters op hun buik gebonden die enkel beschermd worden door een handdoek zie je pas dat deze mensen niet anders gewoon zijn en iets kunnen verdragen.

 

Ik dacht dat we intussen al wel wat gewoon waren wat het traject betreft, maar wat ons nu te wachten staat is toch echt een beproeving om je maaginhoud niet te verliezen. Van de bijna 5u durende rit heb ik zeker een dikke 4u mijn ogen toegehouden om zo in gedachten te kunnen afdwalen zodat ik de bochten niet te hard zou voelen. Voor mij persoonlijk is dit de beste manier om niet wagenziek te worden, iets waar ik vroeger erg snel last van kreeg.

Dave zegt meermaals hoe mooi de omgeving wel is, maar momenteel heb ik daar geen oren naar en concentreer ik me liever op het niet ziek worden.

 

In de loop van de rit worden er meer en meer mensen onwel en hoewel je zou denken dat de mensen die hier in de bergen wonen niet anders gewoon zijn blijven ze één voor één hun maaginhoud uitspuwen over de rand van de laadbak. Op de duur wordt het bijna een contant gerochel en wanneer we stoppen voor een plaspauze staat meer dan de helft te kotsen.

Het meisje dat tegenover mij zit ziet er echt miserabel uit en wanneer ze voor de zoveelste keer over de rand gaat hangen vliegen er wat brokjes tegen het gezicht van de man die achter haar zit, jakkes. Een paar plaatsen verder zit er nog een vrouw die voor de zoveelste keer wit uitslaagt en ze draait zich iets te laat om waardoor haar rijst-ontbijt voor de helft op de zitbank terecht komt. Achter haar zit haar medereizigster en met haar kregen we echt medelijden, in totaal moest ze toch een keer of 10 overgeven en we vroegen ons af van waar dat allemaal bleef komen. Genoeg hierover, ik wilde enkel even benadrukken wat een aangename rit het was buiten het feit dat het dan ook nog eens ijskoud was.

 

Wanneer de zon er eindelijk een beetje doorkomt en de ijskoude wind verandert in gewoon koude wind raap ik de moed bijeen om toch maar eens op te kijken. En zoals Dave daarstraks al probeerde duidelijk te maken, de omgeving is echt adembenemend. We rijden van de ene bergtop naar de andere en zien in de valleien de prachtige, groene heuvels. Je ziet echt kilometers ver en het is niets anders dan groen, groen, groen.

Deze keer rijden we ook van het ene dorp naar het andere, de vorige keren kwamen we slechts nu en dan door bewoonde wereld. Wat bijzonder is, is dat je de gezichten van de mensen ziet veranderen. Hier zit je echt op het uiteinde van het land Laos en middenin het stammenvolk. Deze mensen hebben echte karakterkoppen ! De vrouwen lopen over straat met de typische rieten manden op hun rug die gevuld zijn met kilo’s hout. Ook de kinderen zien er hier anders uit, velen van hen hebben zo’n typisch stammen-kapsel met froe-froe of afgeronde coupe. Oude vrouwen lopen heen en weer met baby’s en peuters op hun rug gebonden, anderen zitten te weven met felgekleurd katoen. Deze mensen lijken altijd wel met iets bezig, op andere plaatsen zie je veel vaker hoe jong en oud in een hangmat hangt te niksen. Misschien is dat wel logisch als je ziet hoeveel hectare rijstvelden hier moeten bewerkt worden.

 

We tellen de laatste kilometers af en Sam Neua komt in zicht, het lijkt een immense stad vergeleken met de dorpjes die we de laatste dagen te zien kregen. We zijn blij dat we deze helse rit overleefd hebben en zijn toe aan een hapje voor onze lege magen. Vanaf het busstation nemen we een tuk-tuk die onze naar het centrum brengt en daar blijkt dat het hier toch niet zo spectaculair groot is zoals het vanuit de bergen had getoond.

We maken een toertje doorheen het centrum en hebben al snel alles gezien wat er te zien valt. We gooien al snel onze plannen om hier 3 nachten te blijven om en zullen doorreizen naar Vieng Xai in plaats van gewoon een daguitstap te maken. Morgen, onmiddellijk ook onze laatste dag hier, zullen we elke vierkante meter van de stad uitpluizen.

Oorspronkelijk wilden we van hieruit ook Suan Hin bezoeken, maar omdat we dan opnieuw een heel stuk van de helse weg moeten afleggen waarover we vandaag kwamen zien we dat niet meer zitten. In principe hadden we vanmorgen ook daar kunnen uitstappen, ons ding doen en dan verder naar hier reizen, maar aangezien het vervoer hier zo schaars is wilden we het risico niet lopen om daar langs de kant van de weg te stranden.

 

Na een goeie nachtrust en een ontbijt van eitjes met een baguette wandelden we over de markt. Deze bestaat vooral uit kraampjes van groeten en fruit, vlees waaronder erg veel soorten worst en gedroogd vlees en vis. Maar we vonden ook een kraampje met een soort van smoutebollen, het deeg smaakte zowat hetzelfde alleen viel het minder zwaar op de maag. Heel lekker was dat. We kochten ook een bol waarin kokos zat, maar dat was een minder groot succes.

Nog wat verder liepen we op bbq’s waarop ratten lagen te roosteren, naar het schijnt worden er hier ook veel eekhoorns gegeten maar die sukkelaars zagen wij gelukkig nog niet.

We vermoeden dat er hier ook wel eens hond gegeten wordt. We zagen een man voorbij rijden die op zijn brommer een hond vervoerde die in een zak geperst was en waarvan de mond samengebonden was, het beestje maakte een raar geluid ocharme !

 

Na deze culinaire verrijking gingen we verder op ontdekking van het stadje. Veel toeristen kom je hier niet tegen en dat maakt dat we weer de nodige aandacht trekken. Velen staan naar ons te gapen alsof er twee buitenaardse wezens rondlopen, zijn we dan zo bijzonder? Schoolkinderen lopen ons giechelend voorbij of proberen onze aandacht te trekken door luidkeels te zingen. Sommigen wagen het zelfs om ons te begroeten met Sabaidee en vinden het blijkbaar heel erg grappig als wij daarop antwoorden met Sabaidee.

 

We wandelen het centrum uit en botsen op een lelijke wit-roze stupa. Aan de voet hiervan staan twee grote bommen van de USA, dit zou het Lao war memorial zijn. Een beetje verder staat ook het Vietnamese war memorial, al niet veel mooier dan de andere.

Daarna komen we aan de Phoxaysanalam Temple, een hele kleine tempel waar slechts drie monniken wonen vergezeld van negen leerling-monniken. Binnenin staat een 500 jaar oud Boeddhabeeld, de muren en het plafond zijn kleurrijk beschilderd. Terwijl we naar binnen staan te kijken worden we aangesproken door een jonge monnik. Zijn Engels is niet heel goed, maar we slagen erin om toch een korte conversatie te houden. Hij is erg geïnteresseerd en stelt veel vragen dus blijven we hier nog een tijdje hangen voor we weer verder gaan.

 

In de straat naast het tempelcomplex zijn er heel wat weaving houses. We gaan een kijkje nemen in deze weverijen waar er nog op de ouderwetse manier gewerkt wordt. De vrouwen zitten in een grote, houten kader waarin de felgekleurde garen gespannen is. Het is precisiewerk, zeker wanneer zo’n fijn garendraadje breekt en moet vervangen worden.

 

Nu we ook dit gezien hebben zitten de topattracties van deze stad erop. We wandelen naar de hele andere kant van de stad, bergop naar het nieuwe busstation. Van hieruit heb je een mooi uitzicht over de vallei van Sam Neua. Overal groene heuvels en rijstvelden waartussen water stroomt. Kinderen spelen in de rivier en we zien ook een oude vrouw die haar avondmaal komt schoonmaken. Ze zit gehurkt aan het water en ontpluimt haar kippen, naast haar doet een man de was. Benieuwd of die alles wel proper mee naar huis neemt.

 

Onze dag ronden we af met een bezoekje aan het internetcafé. We maken de laatste afspraken met de mensen waarbij we in Hanoi zullen logeren en vullen onze website aan met de laatste nieuwtjes.