Verslag Bolivië

 

Potosi: bij 4.060m de hoogst gelegen stad ter wereld en bekend voor de mijnindustrie.

 

Rond het middaguur komen we toe in deze erg hoog gelegen stad en bij het zien van de steile straten besluiten we toch maar een taxi te nemen in plaats van te klimmen. Dirk en Dani hebben beslist om met ons samen te blijven reizen en dat merken we in ons reisgedrag. Normaal zouden we veel meer gaan bezichtigen of rondlopen door de gezellige straten, de laatste dagen veranderde dat en gaan we veel vaker iets drinken en vooral eten. Ook heel plezant natuurlijk, maar toch hebben we daardoor soms het gevoel dat we iets missen.

 

Zo belanden we na de eerste minuten in Potosi al in een restaurantje en gaan daarna toch op wandel in het stadje. Het centrum is vrij klein en jammer genoeg zijn er maar weinig souvenirwinkeltjes. De gebouwen in deze Unesco World Heritage site zijn wel heel erg mooi en alleen al daarvoor loont het de moeite om de stad een keer door te lopen. Dat doen we op ons gemak want op deze hoogte geraak je snel uitgeput, zeker wanneer je de steile straatjes moet nemen.

 

De voornaamste reden waarom we naar deze hoge stad “afzakken” is een bezoek aan de mijnen. Bij de stichting van de stad in 1545 werd er zilver ontdekt en al snel groeide de stad tot één van de grootste en rijkste van Latijns Amerika. Deze dagen is het zilver volledig uitgeput en gaan de mijnwerkers op zoek naar mineralen. Een hard leven van zwaar labeur tegen een erg klein loon, amper €3,50 per dag verdienen deze mannen. Om dat leventje aan te kunnen wordt er ondergronds erg veel coca gekauwd, het houdt hen wakker en alert. Bovendien stilt het de honger, want middageten zit er niet in omdat het te ongezond is om te eten in de stoffige tunnels. Mondmaskers gebruiken de mijnwerkers niet want de coca die ze kauwen zou het fijne stof filteren.

 

Op zaterdagochtend verzamelen we aan het kantoor waar we onze trip geboekt hebben en de start is al niet zo best. De gids komt al minstens 15min te laat, daarna wandelen we naar een ander gebouw een paar straten verder waar we onze uitrusting krijgen en moeten daar nog een keer bijna 20min wachten omdat er niet voldoende materiaal is voor de hele groep. Als we dan eindelijk de minibus instappen wordt er niet veel later alweer gestopt om de nodige koplampen op te halen en daarbij spelen we gemakkelijk nog een half uur kwijt. We worden al een beetje ongeduldig want op zaterdag wordt er maar een halve dag gewerkt en we willen te zien krijgen waarom we gekomen zijn, mijnwerkers in actie.

Eindelijk op weg naar de mijn stoppen we eerst nog aan wat de mijnwerkersmarkt genoemd wordt, kleine winkeltjes naast mekaar waar voornamelijk cocabladeren verkocht worden, speciale sigaretten, frisdrank en nog heel wat andere zaken. Daar krijgen we een korte uitleg over de producten en moeten daarna onze cadeau’s inslagen zodat we die later op de dag kunnen uitdelen aan de harde werkers.

 

Voor we na lang wachten aan de mijn toekomen zijn we eerst nog gestopt aan een uitkijkpunt waar we inderdaad een mooi zicht hadden over de stad Potosi. We maken ons klaar en stappen de mijngangen in waar we al direct opzij moeten springen voor een aantal mannen die met een kar vol stenen komen aangereden. Deze zware karren worden voortgeduwd over een spoorweg, maar aangezien de gangen zo laag zijn is dat geen lachertje en moeten ze vaak gebukt het zware gevaarte verder duwen. Daarna bezoeken we een drietal dat aan het werk is in één van de onderste gangen, zij vangen de stenen op die hun collega’s van een verdiep hoger naar beneden scheppen door een schacht. Daarna smeren ze hun armen en benen in en beginnen aan de lange, lage weg naar de verse buitenlucht. Wat later bezoeken we een man die verantwoordelijk is voor de dynamiet en dus voor de nieuwe openingen zorgt, jammer dat hij vandaag maar een gewone check-up houdt en zo krijgen we dus geen actie te zien. Toch horen we ergens in de verte, terwijl we met hem een babbeltje houden, een paar kleine ontploffingen na mekaar.

 

Tot dusver hebben we nog niet gezien waarvoor we gekomen zijn en tot onze grote ergernis komt daar geen verandering meer in. We kruipen door de soms er lage gangen op zoek naar werkende mijnwerkers, maar geen succes. Door alle oponthoud van deze ochtend zijn we heel laat toegekomen in de mijn en zowat alle werkkrachten hebben hun halve dag er al opzitten. Bovendien komen we nu pas te weten dat er op zaterdag sowieso heel weinig volk aan het werk is, dat hadden ze ons gisteren wel een keer mogen vertellen toen we deze trip boekten. Daar staan we dus ook met alle cadeau’s die we deze ochtend kochten op de mijnersmarkt, er is geen kat waaraan we het kwijt kunnen dus de paar mannen die we kruisen zijn dan ook heel gelukkig met alles wat ze krijgen.

 

Nogal gefrustreerd, maar vooral teleurgesteld over het agentschap waarbij we boekten verlaten we opnieuw de donkere gangen. Wat een unieke ervaring had moeten worden waarbij we tot dichtbij het harde leven van de mijnwerkers konden komen draaide heel anders uit. En wat doet een mens na zo’n teleurstellende trip, of althans wij gevieren toch, er ene gaan drinken ! Het was immers al een pak voorbij het middaguur en onze knorrende magen konden wel een hapje gebruiken. We vonden een restaurantje waar ze één enkel lunchmenu serveren en in tegenstelling tot gisteren viel het eten goed mee. De restaurants in Potosi zijn niet om over naar huis te schrijven, we probeerden er verschillenden en het waren geen van alle hoogvliegers.

 

Over het algemeen moet ik dan ook zeggen dat we geen al te goeie indruk overhouden aan de hoogst gelegen stad ter wereld. Het agentschap, Andes Salt Expeditions, dat nochtans goed werd aangeschreven door onze reisgids en ook door andere reizigers werd aanbevolen heeft ons goed zitten gehad. Op naar het volgende zullen we dan maar denken !