Verslag Australië - Northern Territory

 

Alice Springs en de Mac Donnell Ranges: intussen hebben we er al heel wat kilometers opzitten en bevinden we ons in het midden van de Australische outback.

 

We vinden het zalig om rond te rijden in de outback, er is slechts één weg die noord met zuid Australië verbindt en dat is de Stuart Highway. Het is dus ook die autosnelweg, waar de maximum snelheid trouwens 130km/u bedraagt, die ons naar het midden van Australië brengt en dat is “the red centre”. Die naam wordt niet zomaar gegeven, de rotsen die het landschap rondom ons sieren zijn overwegend donkerrood en het woestijnzand is eveneens rood van kleur.

Onderweg zien we heel wat dode kangoeroes liggen waarvan de grote roofvogels lekker zitten te peuzelen. Regelmatig liggen er ook dode koeien, of die ook aan hun eind gekomen zijn door een aanrijding weten we niet zeker. We hoorden een gids vertellen dat deze koeien vaak eten van de giftige wilde tomaten (bush tomatoes) en daardoor vaak sterven, misschien kan uitdroging ook wel een reden zijn. Nergens in het landschap komen we water tegen, alle rivieren staan droog en de vele waarschuwingen onderweg voor “floodways” lijken ons volledig overbodig als je weet dat het in de Alice Springs regio amper 25mm regent in deze maand, en dat is dan nog eens de tweede natste maand van het jaar.

 

Alice Springs is de tweede grootste stad van The Northern Territory en dus de ideale plek om nog eens één en ander te regelen. Eerst gaan we langs bij onze verhuurfirma Apollo omdat we dus geen beschermkap hebben boven ons ventilatiewieltje en we dat steeds met tape moesten afplakken omdat het anders binnenregent. We dachten dat we dat kapje zelf verloren moesten geweest zijn toen we op onze eerste dag al een klein accidentje hadden, maar later viel mijne frank dat dat er al niet opstond toen we de camper afhaalden. We gingen dat checken op onze foto’s en merkten dat er inderdaad iets ontbrak op het dak. Hij Apollo legde ik het probleem gewoon uit en zonder verder vragen te stellen kroop de dikke man van de receptie op ons dak en zette er een nieuwe kap op, gelukkig merkte hij de krassen niet op. Een pak van ons hart en gerustgesteld dat het de komende twee maanden niet meer zal binnenregenen trokken we de stad in.

Alice Springs is, vergeleken met de andere dorpjes die we onderweg tegenkwamen, een heuse stad. Je kan er inkopen doen in één van de supermarkten en er zijn nog tal van andere winkeltjes. Zo gingen wij eerst langs in een kleine elektrozaak. Koen en Conny toonden ons hun invertor waarmee ze al hun batterijen en gsm opladen tijdens het rijden via de sigarettenaansteker, zo spaar je het geld voor een powered site op een camping uit. Bij de derde winkel die we aandeden hadden we prijs, we vonden er wat we zochten en waren bovendien vrij goedkoop gesteld doordat die invertor net in promo stond.

Daarna gingen we onze mails checken in een internetcafé en douchen in het Shell benzinestation. Alweer een manier om geld uit te sparen, we overnachten op de parking van het station en douchen ons daar ook. In plaats van geld uit te geven aan een dure campingplaats gaan we er liever ene mee drinken.

Het laatste wat we vandaag nog moesten doen is een hoop vuile kleren wassen. Er is ook een laundromat in de stad en dat was onze laatste halte voor vandaag.

 

Alice Springs lijkt zowat een nieuwe thuisbasis te zijn voor de Aboriginals. Overal op straat hangt dit volk rond, ze lijken nog marginaler dan de grootste marginaal in België, hoe onbeleefd dat ook mag klinken. Overal zie je ze in het gras hangen, mannen liggen stomdronken op straat, ze lopen maar wat rond te dolen en liefst van al met een blikje bier in de hand. Dat deze mensen meer dronken zijn dan nuchter is niet gelogen. De geur die ze meedragen is ook alles behalve aangenaam, ze zien er niet enkel uit als oermensen, zo ruiken ze ook. Nog nooit zagen wij een volk dat dichter aanleunt tegen de neanderthaler dan de Aboriginals.

Aan de wasserij hokken ze blijkbaar samen en ik riskeer het niet om onze wasmachines onbemand achter te laten. Terwijl we staan te wachten op onze kleren zien we een man halfdood liggen op straat, dat lijkt hier normaal want niemand kijkt er naar om.

 

’s Avonds hebben we afgesproken met Koen en Conny om iets te gaan eten in Bo’s Saloon, een hele toffe pub die 24u op 24 live uitzendt op internet. Zelfs op een gewone doordeweekse avond zit er hier heel wat volk en hangt er een toffe ambiance. We maken hier ineens kennis met de Australische porties wat eten betreft. Ik bestel een lasagne en die wordt geserveerd op een berg frieten en er is ook nog eens sla bij. Dave knabbelt van twee lamsbouten die op een berg puree liggen en krijgt daar ook een slaatje bij. Het is al elf uur wanneer we de parking van het Shell station terug oprijden, het zal morgen vroeg dag zijn.

 

We zetten onze wekker om 5u30 want we willen op tijd tot bij Simpsons Gap geraken om er de black footed wallabies te spotten. Hen kan je alleen ’s morgens vroeg zien of in de late namiddag. We zetten de tocht in naar de West Mc Donnell Ranges en ons vroeg opstaan wordt beloond. We lopen nog maar net de kloof in wanneer we vlak naast ons een wallabie opmerken, deze blijft rustig zitten zodat we een aantal goeie foto’s kunnen nemen. Het is een mooie kloof met aan weerszijden hoge rotsen en aan de kloof is er een pool waaruit de dieren komen drinken. Na een half uurtje hebben we het hier gezien en is het tijd om verder de Ranges in te rijden.

 

We bevinden ons in een mooie omgeving en zelfs de autorit op zich is al de moeite waard. We komen hier amper verkeer tegen en dat maakt de rit eens zo relaxt. Een eind verder merk ik een kameel op die staat te knabbelen van het droge gras, hij past perfect in deze dorre woestijnomgeving. Tot nu toe hebben we nog niet moeten uitwijken voor een overstekende kangoeroe maar zijn het eerder de vogels die het ons moeilijk maken. Zij vliegen vaak pas weg wanneer je hen bijna raakt en kiezen er dan meestal voor om in jou richting te komen in plaats van uit te wijken. Bij een kleine mus is dat niet erg, maar wanneer zo’n mega roofvogel op je voorruit komt afgevlogen is het wel even schrikken. We vertragen dus al goed wanneer we er zo eentje opmerken aan de rand van de weg, zo’n jongen kan je wel eens flink wat schade bezorgen.

 

Onze eerste echte wandeling van vandaag wordt de Ghost Gum Walk in Ormiston Gorge. Deze wordt zo genoemd omdat het er vol Ghost Gum bomen staat, een speciale soort met een papierachtige, witte stam die in het donker vrij spookachtig overkomen. Het is een mooie trip, maar toch hadden we er meer van verwacht. Deze keer had ik eens de moeite genomen om een bikini onderaan te doen, maar wanneer ik de groenige waterpool zag was mijn zin om te zwemmen wel over.

Dan maar verder naar de Serpentine Gorge voor opnieuw een korte wandeling, maar veel bijzonder vinden we er niet aan. Omdat we telkens nogal goed doorstappen en we meestal maar de helft van de tijd nodig hebben dan wat er aangegeven staat hebben we nog een halve dag over. We beginnen aan de terugweg en besluiten om vandaag ook nog de East Mc Donnell Ranges mee te pikken en doen daar nog de Trephina Gorge. Deze vinden we veel knapper dan de twee die we deze ochtend deden en de vele kilometers toch wel waard. We lopen op de rand van de kloof en hebben een mooi uitzicht over de rode rotswanden. Nadien lopen we midden door de kloof terug naar de camper, maar goed dat we deze kloof ook nog meegepikt hebben.

Het begint al te schemeren wanneer we terugkomen in Alice, we installeren ons opnieuw op de parking van Shell en brengen er gratis de nacht door.

Ook morgen staan er weer veel kilometers op het programma en we kunnen maar beter uitgerust zijn.