6. de omgeving waarin we rondvliegen |
|
7. |
|
8. hand op de kabel om af te remmen |
|
9. klaar voor de rappel |
|
10. hoog boven de boomtoppen |
|
17. een knappe, groene omgeving |
|
18. |
|
19. de wolken hangen altijd vlak boven de boomgrens |
|
20. het was een mooie omgeving, maar toch iets te koud voor ons om lang te blijven |
|